Bronvermogenbepaling d.m.v. geluidsdruk of geluidsintensiteit
Akoestisch bronvermogen
Het akoestisch bronvermogen of geluidvermogen van een geluidsbron kan worden bepaald middels meting van de geluidsdruk of van de geluidsintensiteit.
In de NEN-EN-ISO 3744 is een methode gegeven voor het bepalen van het akoestisch bronvermogen middels geluidsdrukmetingen. In de NEN-EN-ISO 9614 is een methode gegeven voor het bepalen van het akoestisch bronvermogen middels geluidsintensiteitsmetingen.
Beide methoden gaan uit van een referentiemeetvlak rondom de geluidsbron, waar ofwel de geluidsdruk ofwel de geluidsintensiteit wordt gemeten.
Geluidintensiteit
Bij het meten van geluidintensiteit wordt het geluid dat vanuit andere richtingen dan de te meten geluidsbron komt, geëlimineerd. Op deze wijze wordt in hoofdzaak het geluid gemeten dat van de bron zelf afkomstig is en worden stoorgeluid en reflecties zoveel mogelijk uit de meetresultaten weg gefilterd. Het bepalen van het akoestisch bronvermogen door middel van geluidsintensiteitsmetingen is dan ook de meer nauwkeurige meetmethode. Het meten van de geluidsintensiteit is echter wel bewerkelijker en tijdrovender dan het meten van geluidsdruk.
Geluiddrukmeting
Ook met geluiddrukmetingen kan het geluidvermogen overigens zeer nauwkeurig worden bepaald. Het is daarom niet altijd noodzakelijk om het geluidvermogen te bepalen met behulp van geluidsintensiteitsmetingen.
Aan de hand van de geluidsdruk of de geluidsintensiteit die ter plaatse van het referentiemeetvlak wordt gemeten, is het akoestisch bronvermogen van de geluidsbron nauwkeurig te berekenen.
Randvoorwaarden metingen
Om de geluidsintensiteits- of geluiddrukmetingen nauwkeurig te kunnen verrichten, dient voldaan te worden aan een aantal randvoorwaarden:
1. Rondom de te meten geluidsbron dient voldoende ruimte aanwezig te zijn om de geluidsmetingen te verrichten. De metingen worden veelal verricht op een afstand van 1 meter vanaf de geluidbron. Om de metingen te kunnen verrichten dient een afstand van minimaal 2,0 meter rondom de geluidsbron vrijgehouden te worden.
2• Het dient, zowel binnen als buiten het pand, STIL te zijn. Dit geldt ook voor geluidsintensiteitsmetingen. Overige werkzaamheden rondom de geluidsbron, of in dezelfde ruimte als de geluidsbron, zullen de metingen verstoren. Ook geluiden van buiten kunnen de metingen verstoren.