Best Beschikbare Techniek

Bijlagen

BIJLAGE 5: TECHNISCHE
FICHES VAN DE BESCHIKBARE MILIEUVRIENDELIJKE TECHNIEKEN
VOOR SLACHTHUIZEN


In deze bijlage worden de technische
fiches weergegeven van de beschikbare milieuvriendelijke
technieken die in hoofdstuk 4 opgesomd werden. Enkel
voor de
technieken waarvoor het zinvol was, werd
een technische fiche gemaakt.
De technische fiches zijn als volgt opgebouwd:

· Proces/deelproces;
· Principeschema;
· Beschrijving;
· Specifieke voor- en nadelen;
· Randvoorwaarden;
· Werkingsgraad;
· Gebruikte hulpstoffen;
· Milieuaspecten;
· Energieverbruik;
· Veiligheidsaspecten;
· Kostprijs;
· Stand van de techniek;
· Referenties;
· Opmerkingen.

Items waarvoor geen specifieke informatie
beschikbaar was, zijn weggelaten.
Overzicht van de technische fiches:

1 Broeien met behulp van stoom
2 Inpandig aanvoeren/lossen/stallen
3 Optimalisatie van de luchthuishouding
4 Optimalisatie van de opslag van nevenproducten
5 Beperken/opvangen van procesdampen
6 Aanpassen van het emissiepunt
7 Luchtbehandeling bij overslag van destructiebloed
8 Luchtbehandeling via actief koolfilter
9 Luchtbehandeling via zeolietfilter
10 Luchtbehandeling via droge absorptiefilter
met kaliumpermanganaat
11 Luchtbehandeling via chemische wasser
12 Luchtbehandeling via biowasser met
reactorvat
13 Luchtbehandeling via biotrickling
14 Luchtbehandeling via biofilter
15 Luchtbehandeling via thermische naverbranding
16 Luchtbehandeling via katalytische
naverbranding
17 Geurneutralisering
18 Warmteterugwinning uit rookgassen
van een schroei- of vlamoven

Technische fiche 1


Broeien met behulp van stoom
(Campbell R., 2003; An., 2002)

Proces/deelproces:
Broeien in een varkensslachterij

Principeschema:

Technische fiches van de beschikbare milieuvirendelijke technieken voor slachthuizen



Beschrijving:
In de plaats van water wordt bij deze techniek gebruik
gemaakt van bevochtigde stoom
van 60-62°C. Lucht wordt bovenaan de broeitunnel geëxtraheerd
door middel van ventilatoren en ter hoogte van uitwendige
kanalen bevochtigd en verwarmd door middel
van stoom. Ventilatoren blazen vervolgens de hete, bevochtigde
lucht doorheen de
broeitunnel over het karkas. Het broeieffect ter hoogte
van het karkas wordt
bewerkstelligd door condenserende stoom.

Specifieke voor- en nadelen:
Deze techniek heeft als voordelen:
· beperkt energiegebruik;
· beperkt watergebruik;
· hygiënisch: er wordt vermeden dat water terecht
komt in longen en/of
kwetsuren;
· korte start-op-tijd;
· beperkte geuremissie;
· beperkte doorlooptijd (efficiëntere warmte-overdracht
door condensatie);
· risico op over-broeien wordt gereduceerd.

Nadelen zijn:
· hoge investeringskost;
· invoer- en afvoersluizen vereist.

In Tabel 94 (bron: VWV, voorheen Van Wijnsberghe uit
Veurne) wordt een
vergelijking gemaakt tussen o.a. het verbruik, de investeringskost,
het reinigen en
onderhoud en de kwaliteit bij het broeien in een broeikuip,
broeitunnel (water) en
broeitunnel (stoom) en dit voor een slachthuis met 1
500 slachtingen per dag. Deze
tabel is verder aangevuld met watergebruikcijfers (bron:
Campbell R., 2003).
Uitgedrukt per varken komt men dan tot de volgende vergelijking:

Tabel 94: Vergelijking tussen een broeikuip, broeitunnel
(water) en broeitunnel (stoom)

broeikuip
broeitunnel
(water)
broeitunnel
(stoom)
vullen (energieverbruik) 0,70 kW 0,70 kW 0,15 kW
broeien / stoom (energieverbruik) 0,87 kW 1,75 kW 0,76 kW
elektrisch 0,02 kW 0,13kW 0,18 kW
investeringskost = 1 = 2 x 1 = 3 x 1
reinigen = 1 = 1,25 = 1,25
onderhoud = 1 = 1,1 = 1,1
verwijderen teennagels goed slecht goed
kwaliteit broeien goed goed goed
water 5 liter
+ 30 000 l/dag
5 liter
+ 14 000 l/dag
0,7 liter


Kostprijs:
Uit Tabel 94 blijkt dat een broeitunnel met stoom is
qua investering ongeveer drie maal
zo duur als een broeikuip en ongeveer twee maal zo duur
als een broeitunnel die met
water werkt.

Stand van de techniek:
Broeien met behulp van stoom is in overweging te nemen
bij nieuwe installaties. Voor
een bestaande installatie weegt het besparingsvoordeel
aan water en energie niet op
tegen de hoge investeringskost bij de vervanging van
een klassieke broeikuip door een
broeitunnel met behulp van stoom.

Referenties:
Varkensslachterij Noordvlees Van Gool, Kalmthout


Technische fiche 2


Inpandig aanvoeren/lossen/stallen

Proces/deelproces:
Aanvoer en lossen / stallen

Beschrijving:

Het inpandig laten wachten en lossen van veewagens met
dieren neemt een bron van
geurhinder naar de omgeving weg. Deze maatregel vergt
evenwel een aanpassing van
de gebouwen. De stallen zijn nagenoeg altijd overkapt.
Als er echter een open
verbinding is naar de losplaats (buiten), kan het helpen
de stallen ook aan die zijde dicht
te maken en laadpoorten (loaddocks) aan te brengen.
Bij laadpoorten wordt de achterzijde van een vrachtwagen
of oplegger zo “ kiervrij”
mogelijk aangesloten op het losbordes en de deuropening.
Dit gebeurt door toepassing
van rubber slabben aan de shelterconstructie. Dit neemt
althans een deel van de
geuremissie naar de omgeving weg.

Specifieke voor- en nadelen:

Het inpandig lossen van de dieren neemt eveneens een
bron van geluidshinder naar de
omgeving weg. Bovendien zorgt een inpandige aanvoer voor
een zekere visuele
barrière, waardoor de buren het lossen niet visueel
kunnen waarnemen. Als nadeel
geldt dat de aanvoer en het lossen een langere handelingstijd
in beslag kan nemen.

Veiligheidsaspecten:
Bij het naar binnen en buiten rijden van vrachtwagens
komen uitlaatgassen in de loshal.
Dit heeft gevolgen voor de veiligheid en arbeidsomstandigheden
van het personeel.
Wanneer de stallen mechanisch worden geventileerd, brengt
dit minder problemen. De
gekanaliseerde ventilatielucht kan behandeld worden met
een nageschakelde techniek.
Bij loaddocks sluit enkel het containergedeelte aan de
stallen. De uitlaat van de
vrachtwagens blijft buiten waardoor dus ook geen uitlaatgassen
in de hal zullen komen.

Kostprijs:
Op het bedrijfsterrein moet er voldoende ruimte zijn
om vrachtwagens inpandig te
lossen. Inpandig lossen brengt vaak met zich mee dat
er een ruimte moet worden
bijgebouwd of worden afgedekt. Afhankelijk van de bouwkundige
aanpassing bedraagt
een investering al snel meer dan 100 000 €.

Referenties:
Varkensslachterij Dumeco, Lievelde
Varkensslachterij Noordvlees Van Gool, Kalmthout
Pluimveeslachterij Storteboom, Putten


Technische fiche 3

Optimalisatie luchthuishouding

Proces/deelproces:
Aanvoer/lossen, stallen, slachten, waterzuivering

Beschrijving:
Een optimale luchthuishouding is van belang, onder meer
omdat de na te behandelen
lucht bij voorkeur zo geconcentreerd mogelijk wordt afgevoerd.
Dit kan worden bereikt
door het contact met de omgeving en dus de verdunning
zo laag mogelijk te houden.
Indien het proces niet goed afgesloten is, zal er meer
lucht afgezogen en eventueel
nabehandeld moeten worden (zie ook technische fiche 5 ‘Beperken/opvangen
procesdampen’).

Extractie is nuttig in de stallen en de ruimtes waar
vlees wordt bewerkt of slachtafval
wordt opgeslagen en verladen. Het voordeel van mechanische
extractie is dat de
afzuiging kan worden gecontroleerd en de afgezogen lucht
eventueel nabehandeld.
Regelbare extractiesystemen maken het mogelijk om afhankelijk
van de
ventilatiebehoefte, zoals seizoensinvloed of piekgeuremissie,
de luchtextractie te
optimaliseren.

De verhouding aanvoer/extractie wordt best zo geregeld,
dat er een onderdruk in de
stallen ontstaat. Wanneer er deuren of laadpoorten voor
korte tijd geopend zijn, zorgt
de onderdruk in de stallen voor een luchtaanzuiging richting
stallen. Op deze manier
worden niet-geleide emissies vermeden. Om een verstoring
van de luchthuishouding te
voorkomen is het noodzakelijk om deuren en poorten zoveel
mogelijk gesloten te
houden en het gebouw zo lekvrij mogelijk te houden.

Door TNO is onderzoek uitgevoerd naar de toepassingsmogelijkheid
van luchtgordijnen
of van gerichte afzuiging onder de roostervloeren in
stallen om geur en ammoniak tegen
lagere kosten te verwijderen. De resultaten wijzen uit
dat een belangrijk deel van de
geurstoffen en ammoniak die uit de mest vrijkomt, door
dergelijke voorzieningen
relatief geconcentreerd in een luchthoeveelheid kunnen
blijven. De te behandelen
hoeveelheid is dan slechts 20% va n de totale hoeveelheid
ventilatielucht in de stallen.

Samengevat komt optimalisatie van de luchthuishouding
dus neer op:
· goed afsluiten van relevante processen en ruimtes;
· daar waar nodig/zinvol: goed geregelde en bij voorkeur
gerichte mechanische
extractie;
· gecontroleerde afvoer van de afgezogen lucht (al
dan niet via een luchtzuivering
naar het emissiepunt)
.

Specifieke voor- en nadelen:
Optimalisatie van de luchthuishouding draagt bij aan
een aangenamer klimaat en het
welzijn van de werknemer.

Kostprijs:
De kostprijs van de extractietechniek is sterk afhankelijk
van het vermogen en het aantal
ventilatoren
.
Stand van de techniek:
De meeste slachterijen gebruiken momenteel enkel dakventilatoren
(of
wandventilatoren) om de ruimtelucht te ventileren. De
afgezogen lucht wordt echter
nog niet vaak afgeleid naar een nabehandeling.

Referenties:
Varkensslachterij Dumeco, Lievelde
Varkensslachterij Noordvlees Van Gool, Kalmthout
Pluimveeslachterij Storteboom, Putten


Technische fiche 4

Optimalisatie opslag nevenproducten

Proces/deelproces:
Opslag van bloed, slachtafvallen, mest en slib

Beschrijving:
· Gesloten opslag
Dek de silo’s af. Afgedekte silo’s hebben immers
een lagere geuremissie dan nietafgedekte
silo’s. Daarnaast biedt afdekking van de silo’s
de mogelijkheid de lucht
bovenin de silo af te zuigen en naar een nabehandelingseenheid
te leiden. Indien er geen
nageschakelde techniek aanwezig is, kan de silo eventueel
via een mangat aangesloten
worden op een kleinere actief koolfilter (b.v. voor de
bloedophaling) om emissies
tijdens het vullen op te vangen. Ook containers kunnen
het best worden afgesloten en
inpandig worden opgesteld. De lucht kan worden afgezogen
en nabehandeld. Het
verdient steeds de voorkeur het debiet van de aan te
zuigen lucht zo klein mogelijk te
houden.
Zowel het consumptie- als destructiebloed dient te worden
opgevangen in een gesloten
bloedtank. Bij het lossen moet schuimvorming in de tank
tegengegaan worden.
Regelmatige reiniging van de opslagtank is noodzakelijk
om korstvorming van het
bloedschuim te voorkomen.

· Koeling
Haren, darmvetten, mest, bloed en andere slachtafvallen
worden opgeslagen en bij
voorkeur bewaard in ruimtes die dermate gekoeld zijn
dat de erin heersende temperatuur
maximaal 10°C bedraagt. Door bloed te stockeren in gekoelde
tanken worden
microbiologische en chemische omzettingen beperkt.

· Regelmatige afvoer
De geuremissie wordt beperkt als het opgeslagen bloed,
slachtafval, mest en slib
voldoende frequent wordt afgevoerd en als zowel de silo’s
als het onderliggende
vloeroppervlak goed worden schoongemaakt. De interne
transportroutes voor het
slachtafval dienen zo kort mogelijk gehouden te worden
en indien mogelijk afgesloten
van de buitenlucht.

Overzicht van de wettelijke bepalingen (Vlarem II, art.
5.45.1.3, art. 5.45.2.2, art.
5.9.2):

Dierlijk afval/destructiemateriaal gesloten opslag
in gekoelde ruimte,
in afwachting van dagelijkse afvoer
Varkenshaar (voor
gebruikdoeleinden)
gesloten opslag in gekoelde
ruimte
Bloed gesloten en gekoelde opslag
Huiden (na behandeling) gesloten opslag in gekoelde
ruimte
Darmvet en -slijm
(voor verdere
verwerking)
gesloten opslag in gekoelde
ruimte
Geschoonde darmen
(indien niet gezouten)
gekoelde opslag
Geschoonde darmen
(indien niet gezouten)
gesloten opslag
Mest, inhoud van
magen, darmen en pensen
geen bepalingen ivm gesloten
opslag, gekoelde opslag of
afvoerfrequentie
Slib van vetvang gesloten opslag (luchtdichte
verpakking)

Bemerkigen / verduidelijkingen:
· Onder gesloten opslag vallen o.a. afsluitbare bakken,
afsluitbare vaten, gesloten
bloedkelder, gesloten bloedtank.
· Met gekoelde opslag wordt bedoeld dat de temperatuur
van de nevenproducten
maximaal 10°C mag bedragen.
· Art. 5.45.2.2 §1
…Varkenshaar voor gebruiksdoeleinden moet worden
bewaard in gesloten bakken
of vaten; deze gesloten bakken of vaten dienen te worden
opgesteld in een ruimte
die dermate gekoeld is dat de er in heersende temperatuur
maximum 10°C bedraagt.
· Art. 5.45.2.3 §2
Alle destructiemateriaal (o.a. eetbare delen met een
te geringe marktwaarde,
krengen, afkeuringen, maagdarmpakketten, beenderen, enz.)
moet worden
opgeslagen in een daartoe bestemde silo of andere
daartoe bestemde recipiënten; het
materiaal moet dagelijks uit de inrichting worden
afgevoerd. …

· Praktijkvoorbeelden
Hieronder volge n ter illustratie een aantal voorbeelden
in verband met de opslag van
nevenstromen in de praktijk.

Consumptiebloed: gekoelde opslag bloedtank: 3 – 4
x per week opgehaald
Destructiebloed: gekoelde opslag in bloedtank: 1 x per
week opgehaald
Varkensharen : inpandige opslag in open container: 1
x per week opgehaald
Destructiemateriaal: inpandige opslag in open container:
1 x per week opgehaald
Varkensmest: inpandige opslag in open container: 1 x
per week opgehaald
Roostergoed: inpandige opslag in open container: 1 x
per week opgehaald

Specifieke voor- en nadelen:
Optimalisering van de opslag van restproducten kan ook
leiden tot een verbetering van
de kwaliteit van de afgevoerde restproducten (met een
hogere opbrengst mogelijk als
gevolg), en draagt tevens bij aan een aangenamer klimaat
en het welzijn van de
werknemer.

Energieverbruik:
Het gekoeld opslaan en de extractie vergt extra energie.

Referenties:
Varkensslachterij Dumeco, Lievelde
Varkensslachterij Noordvlees Van Gool, Kalmthout
Pluimveeslachterij Storteboom, Putten


Technische fiche 5


Beperken / opvangen van procesdampen


Proces/deelproces:
Broeibakken, branden en darmlokalen

Beschrijving:
Bij bepaalde typen slachterijen zorgen broeibakken, schroeiovens
en/of darmlokalen
voor procesdampen met een hoge geurconcentratie. Het
verdient aanbeveling om deze
procesdampen apart te behandelen en gescheiden te houden
van de ruimtelucht. Dit kan
bijvoorbeeld door de broeibakken af te sluiten en de
lucht gekanaliseerd af te voeren.
Hierdoor hoeven minder grote stromen lucht behandeld
te worden.

Specifieke voor- en nadelen:
Gesloten broeibakken zijn energetisch efficiënter,
en dragen bij aan een aangenamer
klimaat en het welzijn van de werknemer. Omdat de ruimte
waarin de broeibakken staan
opgesteld minder geventileerd moet worden, levert het
eveneens een geluidsreductie op
(minder zware ventilatoren). Nadeel is dat de visuele
controle van de werking van de
broeibakken wegvalt.

Randvoorwaarden:
Voorwaarde is dat deze processen in praktische zin
te ‘omkasten’ zijn.
Bij oudere
installaties is het vaak moeilijk de bakken volledig
te omkasten, zodat er lekken kunnen
optreden. Nieuwe installaties zijn ontworpen
om onderdruk te creëren zodat geuren in
de ruimte blijven.

Werkingsgraad:
De geurreductie door deze maatregel is sterk afhankelijk
van de omstandigheden.
Vooral bij open processen waar relatief veel geur ontstaat,
kan het afsluiten en
opvangen van procesdampen een belangrijke geurreductie
opleveren.

Energieverbruik:
Soms zijn ventilatoren nodig voor voortstuwing van de
lucht.

Kostprijs:
Volgens een leverancier van broeibakken bedraagt de kostprijs
voor een nieuwe
afgedekte broeibak ongeveer 200 000 €. In literatuur
(An., 1998) worden volgende
indicaties van investeringen vermeld:
· Overkappen van een broeibak: 20 000 €
· Aanschaf nieuwe, moderne broeibak: 250 000 – 400
000 €


Technische fiche 6

Aanpassen emissiepunt

Proces/deelproces:
Extractie en afvoer van lucht

Beschrijving:
Verdunning van geurbevattende lucht en een betere verspreiding
leiden tot lagere
geurconcentraties op immissieniveau. De kans op geurhinder
zal hierdoor afnemen. Dit
kan door:
· Het plaatsen van een schoorsteen of pijp, waardoor
het emissiepunt hoger komt te
liggen en een verdere verdunning optreedt.
· Het verplaatsen van emissiepunten, zodat een grotere
afstand tot de gehinderden
ontstaat.
· Het plaatsen van een deflectorkap, waardoor een
hogere uittredesnelheid en
verdunning op grotere hoogte ontstaan.
· Schoorsteenverhoging, zodat een betere verdunning
plaatsvindt voordat de pluim
de gehinderden bereikt of zodat de pluim pas neerdaalt
voorbij het gebied van
gehinderden en terechtkomt in een gebied zonder bebouwing.

Randvoorwaarden:
Deze maatregel is enkel toepasbaar wanneer er stoffen
worden geëmitteerd die alleen
leiden tot geurhinder, zonder dat sprake is van
een overschrijding van de VLAREM –
normen.

Werkingsgraad:
Het verdunningseffect is afhankelijk van de meteorologische
omstandigheden. Indien
het windstil is of bij veel mist, is het mogelijk dat
de afgasstroom naar beneden gaat
zonder eerst te diffunderen.
De reductie van geurhinder naar de directe omgeving door
het plaatsen van een
schoorsteen is onder meer sterk afhankelijk van de hoogte
en de specifieke
omstandigheden en is daarom moeilijk in algemene zin
te concretiseren. Op grotere
afstand van de bron hebben voldoende hoge emissiepunten
op zich geen enkel effect op
de te verwachten geuremissie. Voor het berekenen van
de te bereiken
geurhinderreductie voor een specifieke situatie zijn
verspreidingsmodellen nodig.
Het aanpassen van het emissiepunt is op dit moment de
meest voorkomende
geurreductiemaatregel bij slachterijen (Campbell R.,
2003).

Energieverbruik:
Soms zijn ventilatoren nodig voor voortstuwing van de
lucht.

Kostprijs:
De kosten zijn sterk afhankelijk va n de wijze van aanpassen
van het emissiepunt en de
specifieke omstandigheden. Ter indicatie: indien
een varkensslachterij een 22 meter
hoge schoorsteen op het dak wil plaatsen, bedragen
de investeringskosten hiervoor
(inclusief fundering) circa 50 000 € (bron: Johan Hiddink).
Voor een schoorsteen van
40 meter wordt de investeringskost ingeschat op 90 000 €.
De bedrijfskost kunnen
geschat worden op 1 800 €/jaar.

Referenties:

Varkensslachterij Noordvlees Van Gool, Kalmthout.


Technische fiche 7

Luchtbehandeling bij overslag van destructiebloed

Proces/deelproces:
Overslag van bloed

Beschrijving:
De overslag naar een tankwagen die het destructiebloed
komt ophalen, leidt tot een
aanzienlijke geuremissie doordat daarbij geurbevattende
lucht uit de tankwagen wordt
verdrongen. De verdrongen lucht uit de tankwagen bij
overslag dient daarom via een
leidingstelsel te worden afgevoerd en behandeld. Mogelijkheden
hierbij zijn:

1. Afvoer via een geurfilter (actief kool) van de tankwagen
zelf. Dit filter heeft
meestal slechts een zeer beperkte capaciteit80;
2. Afvoer naar een geurfilter (actief kool) van
de slachterij. Voordeel hiervan is dat
daar filters met veel grotere capaciteit geïnstalleerd
kunnen worden;
3. Afvoer naar de slachterij en vervolgens behandeling
en afvoer samen met andere
afgezogen lucht (via een nabehandelingstechniek).

Voor mogelijkheid 2: zie tevens technische fiche
9 “Luchtbehandeling
via actief
koolfilter”.

Specifieke voor- en nadelen:

· Bij behandeling van de lucht via een actief koolfilter
van de tankwagen zelf ontstaat
vaak toch nog een aanzienlijke geuremissie omdat
de capaciteit van een dergelijk
filter beperkt is en het filter dus snel verzadigd
is.

Kostprijs:
De kosten zijn sterk afhankelijk van de gekozen mogelijkheid.
Technische fiche 8 bevat
gegevens over de kosten van actief koolfilters.

Opmerkingen:
Mobiele actief-koolfilters zijn soms reeds aanwezig in
de slachterij, maar worden zelden
gebruikt. Het regelmatig controleren van de werkingsgraad
van de filter is dan ook
noodzakelijk.


80 De maatregel wordt in Vlaanderen niet toegepast.


Technische fiche 8


Luchtbehandeling via actief koolfilter

Proces/deelproces:
Ventilatie/verdringingslucht van bloedtanks en silo’s

Principeschema:


Beschrijving:
Gasvormige componenten kunnen uit afgassen verwijderd
worden door adsorptie met
actief kool. Actief kool is een microporeuze inerte
koolstofmatrix, met een zeer groot
intern oppervlak (700 tot 1 500 m²/g). Dit intern
oppervlak leent zich ideaal tot
adsorptie. Actief kool wordt gemaakt van amorf koolstofbevattend
materiaal zoals
hout, steenkool, turf, kokosnootschalen,… Voor
luchtbehandelingstoepassingen wordt
meestal gebruik gemaakt van gepelletiseerd actief
kool, omwille van de lagere
luchtweerstand.

Om adsorptie mogelijk te maken dient een luchtstroom
geforceerd door een hoeveelheid
actief kool gestuurd te worden. De gasstroom wordt
door het actief kool geleid, waar de
te verwijderen componenten door adsorptie aan het
actief kool gebonden worden. Hoe
langer de contacttijd, hoe hoger de doelmatigheid
die bereikt kan worden met een actief
koolfilter. De gezuiverde lucht wordt na de stroming
door het actief koolfilter terug in
de buitenlucht geblazen.

Als het adsorbens is verzadigd, kan het worden geregenereerd
of worden vervangen
door verse adsorbens. Regenereren kan bij verhoogde
temperatuur (stoom, heet gas). De
actief kool kan opnieuw gebruikt worden en de verwijderde
gasstroom kan via een
koelunit worden gecondenseerd. Een behandeling van
het verzadigd adsorbens komt echter nooit on site
voor. Meestal wordt het adsorbens verbrand of geregenereerd
door
de leverancier. Economisch gezien is het bovendien
voordeliger om verzadigde
absorbens te laten vervangen en af te voeren. In
de praktijk wordt beladen of verzadigd
actief kool alleen geregenereerd, indien het geen
toxische koolwaterstoffen bevat. In het
andere geval dient het te worden gestort of verbrand.

Specifieke voor- en nadelen:
Deze techniek heeft als voordelen:

· Eenvoudige, krachtige techniek;
· Hoge verzadigingsgraad van het adsorbens;
· Eenvoudige installatie met weinig onderhoud.

Nadelen zijn de volgende:
· Vervuild adsorbens moet worden afgevoerd;
· Ongeschikt voor hoge debieten;
· Niet toepasbaar bij natte en vuile gasstromen
(relatieve vochtigheid > 70%);
· Bij temperatuursverhoging kan desorptie optreden
door een verandering in het
evenwicht gas/actief koolconcentratie

Randvoorwaarden:

Debiet: 100 – 100 000 m³/ uur
Temperatuur: 15 – 80°C
Druk: 1 – 20 atm (InfoMil, technische fiches)
Geur: 10 000 – 200 000 ge/m³

Als actief kool lange tijd wordt blootgesteld
aan lucht met een relatieve vochtigheid van
meer dan 70%, wordt actief kool verzadigd met
water. De adsorptiecapaciteit neemt af
met de stijgende temperatuur. Aangezien vet-
en stofdeeltjes het verzadigingsproces
van de actief koolfilter versnellen, kan deze
worden voorafgegaan door een
vetvangfilter en/of een stoffilter. De stofbelasting
mag niet meer bedragen dan 5 mg/m³.

Werkingsgraad (Campbell R., 2003; InfoMil, technische
fiches):
Het rendement van een nieuwe actief koolfilter kan
tot 98% gaan. Gemiddeld wordt
aangenomen dat de efficiëntie rond de 80 – 95
% gelegen is.

De contacttijd wordt bepaald door de keuze van
de laagdikte van de kool en de
luchtsnelheid door deze koollaag heen. Hoe groter
de laagdikte van de kool in een filter,
hoe hoger de doelmatigheid van die filter. Kleinere
deeltjes zorgen ook voor een betere
‘pakking’ in de filter. Praktisch gezien zorgt
een te dikke laag kool van zeer kleine
kooldeeltjes voor een te hoge weerstand bij het
binnenstromen van de afgassen, met
hogere energiefacturen tot gevolg.

Gebruikte hulpstoffen:
· Filterdoek:
Verschillende materialen mogelijk afhankelijk van
type component en restemissie.
· Actief kool:
Het actief kool dient bij verzadiging te worden vervangen.
De standtijd wordt
overwegend bepaald door:
· het type component(en);
· de concentratie (per component);
· het gewenste rendement.

De adsorptiecapaciteit van actief kool wordt
doorgaans uitgedrukt in gram per kilogram
of in gewichtsprocenten t.o.v. actief kool. De
adsorptiecapaciteit varieert per component
en kan middels een zogenaamde adsorptie- isotherm
theoretisch bepaald worden.

Milieuaspecten:
Vervuild adsorbens moet worden afgevoerd.

Energieverbruik:
Het energieverbruik (exclusief ventilator) is nihil.

Kostprijs:
De kostprijs wordt bepaald door de concentratie
en het debiet van de te behandelen
stroom en de standtijd van de filter. De investeringskost,
exclusief het
regeneratiesysteem, wordt geschat op 5 000 –
10 000 €/1
000Nm³/uur. De kostprijs per
ton actief kool wordt geschat op 600-1 300 €.

Veiligheidsaspecten:
Potentieel brandgevaar, met name voor hoog beladen
luchtstromen door de exotherme
adsorptiereactie; eenmaal het adsorbens beladen is
de kans op brandgevaar kleiner.
Een actief koolfilter neemt de zuurstof weg uit de
omgevingslucht. Houdt hiermee
rekening om ademhalingsproblemen te voorkomen.

Stand van de techniek:
Luchtbehandeling via een actief koolfilter is een
bewezen techniek, die in de praktijk
(binnen en buiten de slachterijsector) reeds veelvuldig
is toegepast.


Technische fiche 9

Luchtbehandeling via zeolietfilter

Proces/deelproces:
Ventilatie/verdringingslucht van bloedtanks en silo’s.

Principeschema:
zie technische fiche 8 ‘Luchtbehandeling via
actief koolfilter’

Beschrijving:
Zeoliet is een natuurlijk mineraal dat voor industrieel
gebruik ook vaak wordt
gesynthetiseerd. Zeoliet bestaat uit gehydrateerde
kristallijne aluminiumsilicaten, die
hun kristalwater afgeven zonder verandering van de
kristalstructuur, waardoor de
oorspronkelijke waterplaatsen vrijkomen voor adsorptie
van andere verbindingen.
Het mineraal heeft een regelmatige poreuze structuur.
De poriegrootte is precies
gedefinieerd en verschilt per type. De adsorptiecapaciteit
van zeoliet hangt af van de
grootte en de polariteit van de moleculen. Moleculen
met een sterke dipool, zoals water,
worden zeer goed geadsorbeerd.

De uitvoeringsvormen en bouwwijzen van de toepassing
van zeoliet als adsorbens zijn
vergelijkbaar met die van actief kool. Het zeoliet
is gebonden op een gepakt bed of als
injectiesysteem gecombineerd met een doekfilter.
Het zeoliet kan gemodificeerd worden
ten einde voor één of meerdere typen componenten
een betere selectiviteit te bieden,
waardoor het rendement verder toeneemt.

Specifieke voor- en nadelen:
Deze techniek is een krachtige techniek, die meer
geschikt is voor hoge debieten in
vergelijking met actief kool. Deze techniek is echter
niet toepasbaar bij natte en vuile
gasstromen. Bijkomend nadeel is dat vervuild zeoliet
moeten worden afgevoerd.

Randvoorwaarden:
Debiet: < 100 000 m³/ uur
Temperatuur: < 250°C
Druk: atmosferisch

Gebruikte hulpstoffen:

· Filterdoek:
verschillende materialen mogelijk afhankelijk van
type stof en restemissie.
· Zeoliet

Milieuaspecten:
Het verontreinigd zeoliet dient afgevoerd te worden.

Energieverbruik:
Het energieve rbruik wordt geschat op 1 kWh/1 000
Nm³/u (exclusief ventilator)

Kostprijs:
In vergelijking met actief kool wordt zeoliet een
factor drie duurder geschat (Peys K.,
Vito)

Stand van de techniek:
Aangezien de techniek relatief nieuw is en het aantal
geplaatste installaties nog klein is,
kan goede validatie niet worden uitgevoerd. Temperatuur
en druk zijn bepalend voor de
mechanische uitvoering van de behuizing van de
doekfilter. De toepasbaarheid bij
slachterijen is nog niet aangetoond.

Natuurlijke zeoliet wordt momenteel vooral toegepast
voor dioxineverwijdering bij
verbrandingsovens. De synthetische zeolieten
kennen hun toepassing het meest als
katalysator in de petrochemische industrie, bij
droging van afgassen of opname van
bijvoorbeeld H2S.

Opmerkingen:

Zowel in literatuurbronnen als bij de slachterijen
en deskundigen is weinig relevante
informatie en referenties gevonden over geurverwijdering
bij slachterijen door
zeolietfilters. Volgens dhr. Claude Asseau van
de leverancier firma Asseau n.v. wordt
zeoliet niet toegepast in de slachterijsector,
aangezien de geurcomponenten in de
afgassen van een slachterij moeilijk geadsorbeerd
worden door zeoliet. Hij heeft dan
ook geen kennis van succesvolle projecten met
zeoliet in de slachterijsector in België of
het buitenland.


Technische fiche 11

Luchtbehandeling via chemische wasser

Proces/deelproces:
Nageschakelde techniek voor de behandeling van
verontreinigde lucht afkomstig van
o.a. het onrein gedeelte van het slachthuis en
de bloedopslagtank.

Principeschema:

Technische fiches van de beschikbare milieuvirendelijke technieken voor slachthuizen


Beschrijving:
Luchtbehandeling via een wasser werkt op het
principe van absorptie. Absorptie is het
verwijderen van (geurhoudende) verontreinigingen
uit een afgasstroom door middel van
intensief contact tussen het gas en een wasvloeistof,
meestal water. Contact tussen de
twee fasen kan op twee verschillende manieren
bewerkstelligd worden: bij sproeitoren
(scrubbers) wordt het water door één of
meerdere spuitkoppen verneveld in de ruimte
waardoor de afvallucht wordt gestuurd; bij gepakte
kolommen druppelt het water naar
beneden over een laag pakkingsmateriaal waardoor
de afvallucht in tegenstroom wordt
gestuurd (An., 2001d). Componenten uit de afgasstroom
lossen op in het
absorptiemedium. Om de werking van de wasvloeistof
te vergroten kunnen stoffen
toegevoegd worden, afhankelijk van de aard van
de te verwijderen afgascomponenten.
Om ammoniak en zwavel-verbindingen te verwijderen,
is een twee- of drietraps
chemische wasser aangewezen.

Een gaswasser bestaat uit drie onderdelen: een
absorptiesectie voor stofuitwisseling (op
bevochtigde pakking, venturisysteem,…), een druppelvanger
en een recirculatietank. De
wasvloeistof wordt met behulp van sproeiers in
de wasser verdeeld. De afgassen worden
in de wasser gevoerd, waardoor de gassen door
het water worden geabsorbeerd. De
reagentia kunnen de molecuulverbindingen in de
aangevoerde lucht afbreken. Een klein
deel van de wasvloeistof wordt gespuid, de rest
wordt gecirculeerd. De gezuiverde lucht
wordt bovenaan de wasser weggevoerd, nadat een
druppelafscheider het overige water
heeft gescheiden.

De eerste trap met een zure wassing wordt gekenmerkt
door de lage pH van het
waswater. Hierdoor kunnen de basische componenten
in het gas beter worden
afgevangen. Door de neutralisatie ontstaat een
geconcentreerde zoutoplossing. Veel
gebruikte zuren zijn onder andere zwavelzuur,
zoutzuur en salpeterzuur. De eerste zure
wassing staat in voor de verwijdering van voornamelijk
ammoniak. Gasvormige
ammoniak neemt protonen op en wordt wateroplosbaar
ammonium. De tweede trap van
een drietrapswasser is vaak oxidatief met hypochloriet.
De derde, alkalische wassing
wordt gekenmerkt door de hoge pH van het waswater.
Hierdoor kunnen componenten,
zoals zwavelverbindingen, uit het gas beter worden
afgevangen. Door de neutralisatie
ontstaat een geconcentreerde zoutoplossing. De
doseringsvorm van alkalische
neutralisatiemiddelen kan zowel vast (kalk) als
vloeibaar (chloorbleekloog, natronloog,
natrium(bi)carbonaat, kalkmelk, enz) zijn.

Specifieke voor- en nadelen:
Deze techniek heeft de volgende voordelen:
· Zeer hoge rendementen mogelijk (geur meestal
50 –60%, drietrapswasser kan hoger,
tot 80 – 90%;
· Relatief compact;
· Weinig onderhoud;
· Ook toepasbaar bij relatief hoge temperaturen
(50 – 80°C) en concentraties (>1 000
mg/m³);
· Indirecte controle door stoëchiometrische
dosering van zuur (indien pH gestuurd).
Nadelen zijn het hoog energieverbruik, het chemicaliënverbruik
en het gevormde
afvalwater.

Randvoorwaarden:
Debiet: 100 – 100 000 m³/ uur (zuur)
50 – 500 000 m³/uur (basisch)
Temperatuur: 15 – 80°C (zuur)
5 – 80°C (basisch)
Druk: atmosferisch

Werkingsgraad:
Onder alkalische condities (vanaf pH 7) kan ‘scaling81’
ontstaan in de gaswasser. Deze
scaling vervuilt pakking en sproeiers met een
harde kalklaag. Met name bij nog hogere
pH-waarden (vanaf pH 8-9), kan deze ‘scaling’
zich nog sneller ontwikkelen onder
invloed van absorptie van kooldioxide (CO2).
Scaling kan worden voorkomen door
onthard water toe te passen.

In wezen kent de toepassing van zure gaswassers
vrijwel geen (technische) beperkingen
voor de effectieve verwijdering van alkalische
componenten, noch in debiet (1 tot
1 000 000 m³/uur), noch in concentratie (1 mg/m³ tot
100 g/m³). Voor hoge debieten
(vanaf ca. 50 000-100 000 m³/uur) worden zure gaswassers,
vanuit constructief
oogpunt, vaak parallel opgesteld. Om sterk fluctuerende
(hoge) ingangsconcentraties
ammoniak (vanaf ca. 1 000-2 000 mg/m³) met lage restemissies
(kleiner dan ca. 5 of 10mg/m³) af te vangen, worden
zure gaswassers vaak in serie (twee) opgesteld.
Zure gaswassers kunnen onderdeel uitmaken van een
meertraps-wassysteem voor
geurbestrijding.

Gebruikte hulpstoffen:
· Water
· Chemicaliën

Bij pH-gestuurde dosering is er, op basis van
stoëchiometrische gronden, meestal
sprake van rechtevenredigheid tussen de verwijderde
vracht alkalische
componenten (g/uur) en het zuurverbruik.

Milieuaspecten:
· Afvalwater
Het water bevat overwegend een zoutoplossing,
die bestaat uit de geabsorbeerde
component en het toegepaste zuur (bijv. ammoniak
met zwavelzuur –>
ammoniumsulfaat). De spui wordt overwegend gestuurd
op basis van
geleidbaarheid. Hierdoor ontstaat spuiwater met
een constante kwaliteit,
waardoor hergebruik mogelijk is.
· Druppeldoorslag
Druppeldoorslag na de gaswasser kan een restemissie
veroorzaken. De
werkingsgraad van de druppelvanger (demister)
wordt over het algemeen
bepaald door de luchtsnelheid aangezien de werking
van druppelvangers berust
op massatraagheid. Het juiste ontwerp van de
druppelvanger is zeer kritisch en
wordt vaak onderschat.

Energieverbruik:

Verbruik in kWh/1 000 Nm³/uur: 0,2 – 1 (exclusief
ventilator)

Kostprijs:
De concentratie en het debiet van de te behandelen
gasstroom zijn kostenbepalende
parameters. De investeringskost is sterk afhankelijk
van de toepassing en de het te
zuiveren debiet en wordt geschat op 5 000 – 20 000 €/1
000Nm³/uur (InfoMil). Voor
een installatie van 10 000 m³/uur is deze kost gelegen
tussen 175 000 – 370 000 €,
afhankelijk van de materiaalkeuze en de automatisatiegraad
(Peys K., Vito). De
bedrijfskosten worden als volgt ingeschat: personeel ½ mandag
per week, elektriciteit
0,02 – 0,10 Euro/1 000 Nm³/uur en hulpstoffen
evenredig met de concentratie en het
debiet van de gasstroom.

Veiligheidsaspecten:
De opslag en dosering van het zuur vergt bijzondere
aandacht ten aanzien van
veiligheid.

Stand van de techniek:
Luchtbehandeling via een chemische wasser is
een bewezen techniek, die op diverse
plaatsen (ook in de slachterijsector) reeds in
de praktijk is toegepast.


Opmerkingen:
Een alternatieve techniek voor de behandeling
van geurhoudende lucht is microwassing.
Bij microwassing worden chemicaliën verneveld over
de te behandelen lucht, al dan niet in een speciaal
daartoe voorziene reactieruimte. De fijnverdeelde
druppels
chemicaliën gaan een binding aan met o.a. geurcomponenten
in de te behandelen lucht.
De toegepaste chemicaliën zijn b.v. oxidantia of
neutralisatiemiddelen (zie ook
technische fiche 17 ‘geurneutralisering’).
De techniek heeft toepassingsmogelijkheden
in o.a. slachthuissector, vis- en vleesverwerkende
sector, meng-, vee- en
petfoodbedrijven, destructiebedrijven, vetsmelterijen,
enz. Momenteel is er echter nog
weinig praktijkervaring met deze techniek.

81 Scaling is het neerslaan van opgeloste stoffen
uit een vloeistof op (vaak warme) oppervlakken. Een
bekend voorbeeld hiervan is ketelsteen.


Technische fiche 12

Luchtbehandeling via biowasser met reactorvat

Proces/deelproces:
Nageschakelde techniek voor de behandeling van
verontreinigde lucht afkomstig van o.a.
stallen

Principeschema:

Technische fiches van de beschikbare milieuvirendelijke technieken voor slachthuizen


Beschrijving:
Luchtbehandeling via een wasser werkt op het
principe van absorptie. Absorptie is het
verwijderen van (geurhoudende) verontreinigingen
uit een afgasstroom door middel van
intensief contact tussen het gas en een wasvloeistof,
meestal water. Contact tussen de
twee fasen kan op twee verschillende manieren
bewerkstelligd worden: bij sproeitoren
(scrubbers) wordt het water door één of
meerdere spuitkoppen verneveld in de ruimte
waardoor de afvallucht wordt gestuurd; bij gepakte
kolommen druppelt het water naar
beneden over een laag pakkingsmateriaal waardoor
de afvallucht in tegenstroom wordt
gestuurd (An., 2001d). Componenten uit de afgasstroom
lossen op in het
absorptiemedium. Om de werking van de wasvloeistof
te vergroten kunnen stoffen
toegevoegd worden, afhankelijk van de aard van
de te verwijderen afgascomponenten.
Bij biologische reiniging van afgassen worden
de componenten door micro-organismen
geoxideerd tot voornamelijk CO2 en H2O en organische
zouten. In een biowasser
bevinden de micro-organismen zich in de waterfase
in het actief slib.

Een biowasser bestaat uit een absorber en een
bioreactor, al dan niet in dezelfde sectie.
Bovenaan in de wasser bevinden zich sproeikoppen,
die voor een gelijkmatige verdeling
van het aangevoerde water zorgen. De verontreinigingen
worden geabsorbeerd in het
circulerende water en worden in de bioreactor
afgebroken. De gezuiverde lucht wordt
bovenaan afgevoerd, nadat een druppelafscheider
het overige water uit de lucht heeft
gescheiden.

Specifieke voor- en nadelen:
Deze techniek heeft als voordelen:
· biodegradatie van de geabsorbeerde componenten;
· door hoge microbiële conversie zijn ook
hoge concentraties te verwijderen;
· geschikt voor hoge concentraties zwavel-, chloor-
en/of stikstofhoudende
verbindingen dankzij beheersbare en controleerbare
verzuring;
· goede ammoniakverwijdering (70% of meer).
Hoewel de relatief grote hoeveelheid water bufferende
capaciteit biedt voor het
afvangen van piekemissie, hebben stabiele emissies
de voorkeur. Bijkomend nadeel is
dat (zeer) slecht oplosbare componenten lastiger
af te vangen zijn, aangezien het proces
volledig op absorptie in water is gericht.

Randvoorwaarden:
Debiet: 100 – 250 m³/m2/ uur (J. Hiddink)
Temperatuur: 15 – 40°C
Druk: atmosferisch

Werkingsgraad:
Een belangrijke literatuurbron (InfoMil) spreekt
van 70 – 80% rendement (InfoMil,
technische fiches).
Daarnaast zijn ook in de VDI-Richtlinien (An.,
1996) enkele voorbeelden opgenomen
van toepassingen en hun werkingsgraad voor geurreductie
in de slachterijsector of
aanverwante sectoren (veestallen, bloedverwerking,
e.d.). Hierbij zijn steeds
geurreductiepercentages van meer dan 95% vermeld
(in enkele gevallen is de biowasser
gecombineerd met een chemische voorwasser). Bij
een toepassing van een biowasser bij
een vetsmelterij wordt in dezelfde bron een geurreductie
van ca. 75% gemeld.

Vaak worden biowassers geënt met actief slib uit
bijvoorbeeld een biologische
aterzuiveringsinstallatie. Afhankelijk van de
afgassamenstelling zal door adaptatie en
selectie van de micro-organismen de performantie
van de biowasser pas na enkele
weken op het gewenste niveau raken. Met name
voor verbindingen die zwavel (o.a.
mercaptanen, H2S, dimethylsulfides, …) of chloor
(o.a. enkel- of meervoudig
gechloreerde methanen en ethanen) bevatten, wordt
gebruik gemaakt van entculturen
die onder labcondities in grote fermentatoren
worden bereid. Voor zwavel-, chloor- en
stikstofhoudende componenten kan de juiste werking
van de biowasser enigszins
gecontroleerd worden op basis van de daling van
de zuurtegraad en, bij pH-correctie
met natronloog, van het natronloogverbruik. Het
ontwerp van de bioreactor in termen
van de conversie en conversiegraad van de geadsorbeerde
componenten bepaalt, in
combinatie met de dimensionering van de adsorptiesectie,
de werkingsgraad en de
capaciteit van de installatie.

Gebruikte hulpstoffen:

· Nutriënten
De, overigens zeer minimale, dosering van nutriënten
zoals fosfor, kalium en
spoorelementen kan noodzakelijk zijn.
· Water
Als gevolg van spui en verdamping moet water
worden toegevoegd.
· Chemicaliën
Indien zwavel, chloor en/of stikstofhoudende
verbindingen worden verwijderd, dan
resulteert dit in de vorming van zwavelzuur,
zoutzuur en/of salpeterzuur. Indien
deze verzuring ernstig is, wordt deze gecorrigeerd
door (pH-gestuurde) dosering van natronloog;
natronloogverbruik is vrijwel rechtevenredig
met de gevormde zuurequivalenten.

Milieuaspecten:
· Slib
In de bioreactor ontstaat een geringe hoeveelheid
slib, die na indikking of
ontwatering afgevoerd moet worden. De productie
van slib kan o.a. worden
beïnvloed door het zoutgehalte, de temperatuur en
de zuurgraad.
· Afvalwater
Als gevolg van biologische activiteit, verdamping
en/of neutralisatie van zuren zal
de zoutconcentratie hoger worden. Ten einde ongewenste
remming van de
microbiële activiteit en scaling te voorkomen dient
er een (minimale) hoeveelheid
water gespuid te worden, meestal geschiedt dit
op basis van geleidbaarheid.

Energieverbruik:

Verbruik in kWh/1 000 Nm³/uur: 0,2 – 0,5 (recirculatiepomp;
exclusief ventilator en
bioreactor)

Kostprijs:
Investeringskosten worden op 5 000 – 15 000 Euro/1
000 Nm³/uur geschat. De
kostenbepalende parameter voor deze techniek
is het debiet van de te behandelen lucht.
De bedrijfskosten worden als volgt ingeschat:
personeel ½ mandag per week,
elektriciteit 0,02 – 0,05 Euro/1 000 Nm³/uur.
De kosten voor hulp- en reststoffen zijn
eerder miniem.

Stand van de techniek:
Luchtbehandeling via een biowasser is een bewezen
techniek, die op diverse plaatsen
(ook in de slachterijsector) reeds in de praktijk
is toegepast.

Referenties:

Varkensslachterij Dumeco, Lievelde


Technische fiche 13


Luchtbehandeling via biotrickling

Proces/deelproces:
Nageschakelde techniek voor de behandeling van
verontreinigde lucht

Principeschema:

Technische fiches van de beschikbare milieuvirendelijke technieken voor slachthuizen



Beschrijving:
Een biotricklingfilter (BTF) bestaat uit een
gepakte absorptiekolom, die continu of
discontinu door circulatie wordt bevochtigd.
Na absorptie in de dunne waterfilm worden
de verontreinigingen afgebroken door een op de
pakking groeiende laag microorganismen
(zg. biofilm). De afbraakproducten worden door
dezelfde waterfase
afgevoerd. De wasvloeistof wordt gerecirculeerd
met een beperkte spui. Dankzij de
mobiele waterfase is de afvoer van verzurende
afbraakproducten beter mogelijk dan bij
biofilters met een stationaire waterfase. De
zuurtegraad van de circulatiestroom kan
(licht) gecorrigeerd worden door dosering van
loog.

Specifieke voor- en nadelen:

Deze techniek heeft als voordelen:
· biodegradatie van de geabsorbeerde componenten;
· geschikt voor middelhoge concentraties zwavel-,
chloor- en/of stikstofhoudende
verzurende componenten; kleine pH-correcties
mogelijk;
· goede ammoniakverwijdering (70% of meer).

Deze techniek is minder geschikt voor (zeer)
slecht oplosbare componenten, wordt sterk
beïnvloed door fluctuatie van de ingangsluchtstroom
en is erg gevoelig voor stof.
Verder dienen giftige en hoge concentraties van
verzurende stoffen vermeden te worden
is er een intensieve opvolging vereist.

Randvoorwaarden:

Debiet: 100-250 m³/m²/ uur (J.Hiddink)
Temperatuur: 15 – 40°C
Druk: atmosferisch

Werkingsgraad:
Een belangrijke literatuurbron (InfoMil) spreekt
van 70 – 90% rendement (InfoMil,
technische fiches).
In de VDI-Richtlinien (An., 1996) is een voorbeeld
opgenomen van een toepassing van
een BTF bij varkensstallen. Hierbij wordt een
geurreductie gemeld van 200 – 800
GE/m³ tot beneden de meetgrens.

BTF’s kunnen worden geënt met actief slib of entculturen
(zie biowasser). De
handhaving van de biofilm van de pakking is van
essentieel belang. Een te grote aanwas
kan leiden tot (lokale) verstoppingen die uiteindelijk
resulteren in voorkeurstromingen,
waardoor het uitwisselingsoppervlak en dus de
werking van het BTF verminderd wordt.
De aanwas en de dikte van de biofilm kan onder
andere worden beheerst door de dikte
van de biofilm op mechanische wijze te beïnvloeden
(b.v. variatie van het
bevochtigingsdebiet) of de groeisnelheid van
de micro-organismen te beïnvloeden door
de zuurtegraad en/of het zoutgehalte te variëren.
Bij BTF’s waaraan hoge
zwavelconcentraties worden aangeboden, bestaat
de kans op de vorming van elementair
zwavel door onvolledige biologische oxidatie.
Dit uit zich door duidelijk herkenbare
gele korrelige structuren en kan uiteindelijk
leiden tot verstoppingen en
voorkeursstromen. BTF’s die hoge concentraties
anorganische verbindingen (NH3 of
H2S) verwerken, hebben meestal autotrofe micro-organismen,
die CO2 uit de lucht
gebruiken als koolstofbron. Gezien de relatief
hoge concentraties CO2 in de lucht, dient
extra rekening te worden gehouden met sterke
aanwas van de biofilm.

Gebruikte hulpstoffen:

· Nutriënten
De, overigens zeer minimale, dosering van nutriënten
zoals fosfor, kalium en
spoorelementen kan noodzakelijk zijn.
· Water
Als gevolg van spui en verdamping moet water
worden toegevoegd.
· Chemicaliën
Indien zwavel, chloor en/of
stikstofhoudende
verbindingen
worden verwijderd,
dan resulteert dit in de vorming
van zwavelzuur, zoutzuur en/of
salpeterzuur. Indien deze verzuring
ernstig is, wordt deze gecorrigeerd
door (pH-gestuurde) dosering van
natronloog; natronloogverbruik
is vrijwel rechtevenredig met de
gevormde
zuurequivalenten .

Milieuaspecten:
· Slib
Slib-op-drager systemen kennen een lage slibproductie.
De productie van slib
kan o.a. worden beïnvloed door het zoutgehalte, de
temperatuur en de zuurgraad.
· Afvalwater
Als gevolg van biologische activiteit, verdamping
en/of neutralisatie van zuren zal
de zoutconcentratie hoger worden. Ten einde ongewenste
remming van de
microbiële activiteit en scaling te voorkomen dient
er een (minimale) hoeveelheid
water gespuid te worden, meestal geschiedt dit
op basis van geleidbaarheid.

Energieverbruik:

Verbruik in kWh/1 000 Nm³/uur: <1 (exclusief ventilator)

Kosten van de techniek:

De investeringkost van deze techniek schommelt
tussen de 5 000 – 20 000 Euro/1 000
Nm³/uur. Kostenbepalende parameters zijn: debiet,
concentratie, type component en
gewenst rendement. De bedrijfskosten worden als
volgt ingeschat: personeel 1-2
manuur per week; De kosten voor nutsvoorzieningen
en hulp- en reststoffen zijn eerder
miniem.

Stand van de techniek:
Luchtbehandeling via een biotrickling filter
is een bewezen techniek, die op diverse
plaatsen reeds in de praktijk is toegepast.

Opmerkingen:
Het waswater van de biotrickling kan vervangen
worden door het afvalwater van de
slachterij. Op deze manier wordt afvalwater en
lucht gelijktijdig behandeld. Voor meer
informatie kunt u hiervoor terecht bij DHV Water
(info@wa.dhv.nl) of RCL
milieutechniek (rcl@planet.nl
).


Technische fiche 14


Luchtbehandeling via biofilter


Proces/deelproces:

Nageschakelde techniek voor de behandeling van
verontreinigde lucht afkomstig van de
processtappen aanvoeren/lossen/stallen, schroeien,
bewerken maagdarmpakketten en
van de opslag van het destructiemateriaal en
de afvalwaterzuivering.

Principeschema:


Technische fiches van de beschikbare milieuvirendelijke technieken voor slachthuizen


Beschrijving:
Het dragermateriaal van biofilters bestaat uit
biologisch actief materiaal, zoals turf en
compost of een min of meer inerte grove fractie
als structuur (b.v. boomschors,
schelpen, lavasteentjes, heide of kunststof (meestal
bolletjes)). De micro-organismen
bevinden zich in het dunne waterlaagje rondom
de vaste filterbeddeeltjes. De
vochthuishouding is doorgaans zeer kritisch en
wordt gereguleerd door bevochtiging
van het filtermateriaal meestal in combinatie
met een voorgeschakelde bevochtiger of
gaswasser. In enkele gevallen wordt de vochthuishouding
door on-line weging van het
filtermateriaal gecontroleerd. Vervolgens wordt
de lucht in de biofilter gepompt en
stroomt op- of neerwaarts door het dragermateriaal.
Via bijvoorbeeld sproeiers wordt het dragermateriaal
vochtig gehouden. De verblijftijd van de aangevoerde
lucht ligt
tussen 20 seconden en één minuut. De gezuiverde lucht wordt
in sommige gevallen
verzameld (boven- of onderaan) en wordt dan via
een luchtpijp afgevoerd.
De duurzaamheid van het dragermateriaal is afhankelijk
van het type materiaal en het
onderhoud. Algemeen kan gesteld worden dat het
dragermateriaal na 0,5 tot 5 jaar moet
worden vervangen. De biofilter vergt veel opvolging,
onder andere voor de ventilatie,
het vochtigheidsgehalte van het dragermateriaal,
de verspreiding van het
dragermateriaal en de pH-waarde.

Specifieke voor- en nadelen:
Een biofilter heeft de volgende voordelen:
· weinig effluent (paar liter per uur);
· korte verblijftijd van aangezogen lucht in de filter;
· biologische afbraak van de verontreiniging;
· eenvoudige bouwwijze;
· door gecombineerde ad- en absorptie ook geschikt voor (zeer)
slecht oplosbare
componenten;
· erg geschikt voor hoogvolumetrische, laaggeconcentreerde complexe
afvalgasstromen.

Nadelen zijn:
· de filter neemt veel plaats in beslag (kan evt. op het dak worden
gemonteerd);
· het systeem vereist regelmatig onderhoud;
· een biofilter heeft op zich een ‘eigen geur’;
· fluctuaties van de gasstroomcondities hebben een grote invloed
op werking;
· vergiftiging en verzuring moeten vermeden worden;
· beheersing van het vochtgehalte is een noodzaak;
· weinig controle- en sturingsmogelijkheden;
· continu lucht doorsturen (aëroob houden).

Randvoorwaarden:
Debiet: 50 – 200 m³/m²/uur
Temperatuur: 15 – 40°C
Druk: atmosferisch
Hoogte filtermateriaal: 1-2,5 m (maximaal 2-3
lagen).

Een hoog vochtigheidsgehalte van de filterbedvulling
is noodzakelijk om een goede
werking te waarborgen. De afgassen naar een biofilter
dienen dan ook met water
verzadigd te zijn en de filter dient zo geconstrueerd
te zijn en bedreven te worden dat
ook het filtermateriaal vochtig blijft. De temperatuur
van de afgassen moet tussen 15 en
40°C zijn, waardoor het noodzakelijk kan zijn de gassen eerst voor
te verwarmen of af
te koelen. Het stofgehalte mag bovendien niet
meer bedragen dan 5g/m³.

Werkingsgraad:

In de literatuur is er sprake van 75 – 95% rendement (InfoMil,
technische fiches). In
de VDI-Richtlinien (An., 1991a) is ook een voorbeeld
opgenomen van een toepassing
van een BTF in de slachthuissector. Hierbij wordt
een geurreductie gemeld van 1900
GE/m³ tot beneden de meetgrens. Het geurverwijderingsrendement door
toepassing van
een biofilter in een verwerkingsinstallatie voor
nevenproducten uit de slachthuissector
ligt tussen de 95.6-99.87 % (An., 1996d).

Hoewel biofilters in principe statisch zijn en weinig mechanisch onderhoud
behoeven,
blijkt in de praktijk regelmatige inspectie en
monitoring van de performantie
noodzakelijk te zijn. De performantie kan gedurende
de eerste jaren uitstekend zijn,
maar binnen korte tijd sterk verminderen o.a.
door gebrek aan nutriënten, problemen
met de vochthuishouding en/of veroudering van
het filtermateriaal, verzuring,
verzilting, enz.

Voor toepassing in warme luchtstromen (>35 °C) is koeling noodzakelijk.
Dit kan
gerealiseerd worden door menging met buitenlucht,
een (single-pass) waterwasser of
een warmtewisselaar/condensor. De afgassen van
de broeibakken kunnen een
temperatuur hebben van meer dan 60°C. Om deze gassen met mesofiele
biofilters te
reinigen moeten de gassen eerst tot beneden 40°C afgekoeld worden.
Deze koeling
vergt veel energie. Thermofiele bacteriën daarentegen vertonen de
meeste activiteit
boven de 50°C en kunnen gassen reinigen van 45° tot 70°C.
De thermofiele bacteriën
bevinden zich op hermostabiel filtermateriaal,
in de vorm van een biofilm.

Gebruikte hulpstoffen:

· Filterma teriaal:
De samenstelling van het filtermateriaal varieert
sterk, enkel voorbeelden zijn:
wortelhout, schors, turf, heide, (gepasteuriseerd
worm)compost (geïnoculeerd met
een geselecteerde Pseudomonascultuur), kokosmateriaal,
LECA (Light Expanded
Clay Aggregate), ‘fired earth’ en/of mengsels hiervan. De
standtijd wordt
overwegend bepaald door verzuring (N, S en Cl),
uitputting en/of vergiftiging en
varieert van 0,5 tot 5 jaar.
· Entmateriaal:
Afhankelijk van het type component kan het noodzakelijk
zijn om een ent uit te
voeren met specifiek hiertoe geselecteerde en
gekweekte micro-organismen. De ent
is doorgaans éénmalig.
· Water:
De luchtstroom dient verzadigd te worden met
(onthard) water. Uit het
filtermateriaal zal een hoeveelheid percolaatwater
vrijkomen.
Milieuaspecten:
· Filtermateriaal (na vervanging)
In een beperkt aantal gevallen kan het filtermateriaal
worden hergebruikt als
potgrond of groencompost, vaak kan het worden
gestort en zeer incidenteel dient
het als gevaarlijk afval te worden verbrand.
· Percolaatwater:
Het percolaatwater komt vrij uit het filtermateriaal
en bevat naast de
afbraakproducten van de verwijderde componenten
organische resten van het
filtermateriaal (zoals schors, heide, turf, kokosmateriaal,
e.d.). Doorgaans gaat het
om een relatie f kleine afvalwatervuillast, die
zonder problemen door de aanwezige
afvalwaterzuivering kan worden behandeld.


Energieverbruik:
Verbruik in kWh/1 000 Nm³/uur: < 1 (exclusief ventilator)

Kostprijs:
De kostprijs van de techniek wordt o.a.
bepaald door het debiet, de concentratie, het
type component en het gewenste rendement. De
investeringskost wordt geschat op
5 000-20 000 €/1 000Nm³/uur. De bedrijfskosten omvatten personeelskosten,
zijnde 1
manuur per week per filter + 2 mandagen per jaar;
Nutskosten, zijnde 5 liter water per
1 000 Nm³ en kosten van hulp- en reststoffen, zijnde: 200 €/m³ filtermateriaal
gedurende 0,5 – 5 jaar.


Stand van de techniek:
Luchtbehandeling via een biofilter is een bewezen
techniek, die op diverse plaatsen
(ook in de slachterijsector) reeds in de praktijk
is toegepast.

Referenties:
Pluimveeslachterij Storteboom, Putten
Goossens Slachthuizen nv, Beveren Leie


Technische fiche 15


Luchtbehandeling via thermische naverbranding


Proces/deelproces:

Nageschakelde techniek voor de behandeling van
verontreinigde lucht.

Principeschema:

Technische fiches van de beschikbare milieuvirendelijke technieken voor slachthuizen


Beschrijving:
Onder thermische naverbranding wordt verstaan:
oxidatie van geurende componenten in
de afgasstroom bij temperaturen hoger dan 600°C, meestal tussen 750
en 900°C. Om de
energiekosten te beperken zijn er twee soorten
systemen beschikbaar:
· Bij een regeneratieve naverbrander vindt warmteterugwinning
plaats door de te
behandelen afgasstroom alternerend door een keramisch
bed te leiden, dat in een
eerdere fase door warme verbrandingslucht werd
opgewarmd. Het rendement van
warmteterugwinning kan meer dan 85% bedragen.
· Bij een recuperatief systeem wordt de teruggewonnen warmte gebruikt
voor andere
doeleinden dan het verbrandingsproces zelf, zoals
stoomopwekking of
ruimteverwarming. Het rendement voor warmteterugwinning
ligt tussen 30 en 70%.
Dit systeem is uiteraard alleen dan geschikt
wanneer de teruggewonnen energie
nuttig aangewend kan worden.

Een bijzondere toepassing van thermische naverbranders
is het gebruiken van met VOS
of geur bezwaarde lucht als verbrandingslucht
voor bestaande branders in ketels, ovens,
bak- en frituurlijnen. Dit kan worden beschouwd
als een procesgeïntegreerde maatregel.
Het ‘thermisch rendement’ van naverbranders is
een belangrijke (kosten)technische
parameter.

Specifieke voor- en nadelen:

Deze techniek heeft als voordelen:
· Hoog en constant rendement mogelijk;
· Bedrijfszeker; eenvoudig principe;
· Terugwinning van warmte en/of opwekking van stoom mogelijk (zie
recuperatieve
naverbranding);
· Relatief compact.

Nadelen van de techniek zijn:
· Ontstaan van geurbelaste afvallucht (An., 2001b);
· Ontstaan van NOx, CO en CO2 (SO2);
· Duur voor kleine debieten;
· Aanzienlijk brandstofverbruik (geldt niet bij procesgeïntegreerde
naverbranding).

Randvoorwaarden:
Debiet: 1 000 – 30 000 Nm³/ uur

Werkingsgraad:
Met deze techniek is een verregaande geurreductie
mogelijk.

Gebruikte hulpstoffen:
· Brandstof (aardgas of stookolie)
Bij niet autotherme condities en bij opstart
wordt aardgas verbruikt.

Milieuaspecten:
· Emissies:
Waterdamp, roet, CO2 en NOx. Bij zwavel-, chloor-,
fluor- en/of broomhoudende
verbindingen ook: SO2, HCl, HF en/of HBr

Energieverbruik:

Verbruik in kWh/1 000 Nm³/uur: 1 – 2 (bedieningspaneel; exclusief
ventilator)

Kostprijs:
De investeringskost van deze techniek bedraagt
5 000-40 000 Euro/1 000 Nm³/uur. Bij
een niet autotherm bedrijf is het brandstofverbruik
de kostenbesparende maatregel. De
personeelskosten bedragen 0,5 mandag per week,
terwijl de kosten voor hulp- en
reststoffen variabel maar minimaal zijn. Voor
wat betreft de nutsvoorzieningen dient
het hoog brandstofverbruik vermeld te worden.

Stand van de techniek:
Luchtbehandeling via thermische naverbranding
is een bewezen techniek, die op diverse
plaatsen (destructiebedrijven, etc.) reeds in
de praktijk is toegepast. Toepassingen in de
slachterijsector zijn ons echter niet bekend.


Technische fiche 16


Luchtbehandeling via katalytische naverbranding


Proces/deelproces:
Nageschakelde techniek voor de behandeling van
verontreinigde lucht.

Principeschema:

Technische fiches van de beschikbare milieuvirendelijke technieken voor slachthuizen


Beschrijving:
Katalytische naverbranding is de oxidatie van
(geurende) afgasstromen met behulp van
een katalysator. Het oxidatieproces vindt plaats
bij lagere temperaturen, tussen ca.
250°C en 600°C. Het verwijderingsrendement van de katalytische
naverbranding is
afhankelijk van de soort, de hoeveelheid en de
leeftijd van de katalysator.


Het ‘thermisch rendement’ van naverbranders is
een belangrijke (kosten)technische
parameter. Door toepassing van recuperatieve
systemen kan het thermisch rendement
verhoogd worden; regeneratieve systemen hebben
doorgaans een hoger thermisch
rendement.

Specifieke voor- en nadelen:
Deze techniek heeft als voordelen:
· Hoog en constant rendement mogelijk;
· Bedrijfszeker; eenvoudig principe;
· Terugwinning van warmte en/of opwekking van stoom mogelijk (zie
recuperatieve
naverbranding);
· Relatief compact.

Nadelen van de techniek zijn:

· Ontstaan van geurbelaste afvallucht (An., 2001b);
· Ontstaan van NOx, CO en CO2 (SO2);
· Duur voor kleine debieten;
· Aanzienlijk brandstofverbruik omwille van de beperkte calorische
inhoud van
afvalgassen tenzij procesgeïntegreerde afzuiging;
· Gevoeligheid van de katalysator (activiteitsverlies als gevolg
van vervuiling, b.v.
stof, ongekende componenten, enz.,), waardoor
voorzuivering van het afvalgas vaak
vereist is (An., 2001b).

Randvoorwaarden:
Debiet: 1 000 – 30 000 Nm³/ uur

Werkingsgraad:
Met deze techniek is een vergaande geurreductie
mogelijk.

Gebruikte hulpstoffen:
· Brandstof (aardgas of stookolie)
Bij niet autotherme condities en bij opstart
wordt aardgas verbruikt.

· Katalysator
Katalysatoren kennen twee verschijningsvormen:
los gestorte pellets en
gestructureerde honingraat of kanaalvormige blokken.
Afhankelijk van de
dimensionering hebben de laatste een lagere uchtweerstand
en een lagere
gevoeligheid voor vervuiling door stof. Katalysatoren
kunnen tevens gevoelig
zijn aan toxische stoffen (v.b. P, S, halogenen,
Si, enz.) in functie van het type
katalysator. Door toxificatie daalt de levensduur
van de katalysator sterk.

Milieuaspecten:
Emissies en reststoffen. De katalysator heeft
een standtijd van één tot enkele jaren. De
standtijd is o.a. afhankelijk van de bedrijfstemperatuur
en –tijd, de aard en
samenstelling van de verontreiniging.

Energieverbruik:
Verbruik in kWh/1 000 Nm³/uur: 1 – 2 (bedieningspaneel; exclusief
ventilator)

Kostprijs:
De investeringskost van deze techniek bedraagt
10 000-40 000 €/1 000 Nm³/uur. Bij
een niet autotherm bedrijf is het brandstofverbruik
de kostenbesparende maatregel. De
personeelskosten bedragen 0,5 mandag per week.
De kosten van de katalysator zijn erg
variabel. Voor wat betreft de nutsvoorzieningen
dient het hoog brandstofverbruik
vermeld te worden.

Stand van de techniek:
Luchtbehandeling via katalytische naverbranding
is een bewezen techniek, die op
diverse plaatsen reeds in de praktijk is toegepast.
Toepassingen in de slachterijsector
zijn ons echter niet bekend.


Technische fiche 17


Geurneutralisering

Proces/deelproces:

Nageschakelde techniek voor de behandeling van
verontreinigde lucht afkomstig van o.a.
de stallen en de opslagtanks

Beschrijving:

Geurneutralisatie vindt plaats via fysisch-chemische
reactie, of met behulp van
enzymen. Het geurneutraliserend middel wordt
na verdunning met water verspreid via
een fijn vernevelingssysteem. Door de fijne verneveling
worden de geurmoleculen
geabsorbeerd in het water. De chemicaliën of enzymen zetten de geurmoleculen
om in
minder onaangename verbindingen. Hoe langer de
contacttijd, hoe beter het resultaat.
De verstuivers kunnen in reeds bestaande afgaskanalen
en schoorstenen gemonteerd
worden. Vaak is hierin echter de gasstroomsnelheid
hoog, waardoor de contacttijd
verkort. Indien er geen afzuigingsysteem aanwezig
is, kan het product rechtstreeks in
de ruimte verneveld worden. Afscheiden van de
gevormde micro-druppels via een
demister kan in sommige gevallen noodzakelijk
zijn om een voldoende geurrendement
te bereiken, waardoor echter de investeringskost
van de techniek sterk toeneemt.

Specifieke voor- en nadelen:
Geurneutralisering werkt relatief snel en flexibel.
Het systeem is eenvoudig in gebruik
en installatie en de vereist weinig onderhoud.
Nadeel is dat de techniek enkel voldoet
bij het ontgeuren van natuurlijke componenten.
Uit voorzorg dient het systeem niet
geplaatst te worden in ruimtes waar continu mensen
aanwezig zijn. Daarenboven is de
exploitatiekost hoog indien het systeem continu
wordt gebruikt, en is een contacttijd van
minimaal 2 seconden vereist.

Werkingsgraad:
Uit bevragingen van omwonenden blijkt dat de
resultaten van het geurneutraliserend
product eveneens hinderlijk kunnen zijn, doordat
een restgeur ontstaat.

Kostprijs:
Warmteterugwinning op de schroeioven is een goede
investering voor een
slachtcapaciteit boven de 2 000 eenheden / dag.
De jaarlijkse kosten voor het
geurneutraliserend middel kunnen hoog oplopen.

Stand van de techniek:
De techniek wordt in de praktijk reeds toegepast,
ook in de slachterijsector.

Opmerkingen:
Een geïsoleerde opslagtank van >50m³ dient voorzien te worden.

Referenties:
Varkensslachterij Noordvlees Van Gool, Kalmthout


Technische fiche 18

Warmteterugwinning uit de rookgassen van een
schroei- of vlamoven

Proces/deelproces:
Branden / schroeien in een varkensslachthuis

Beschrijving:
Na het ontharen van het varken worden de huidporiën gedicht
door branden / schroeien
bij een temperatuur van 600-800°C. Tijdens deze handeling worden
de achtergebleven
haren verwijderd en worden de aanwezige bacteriën (deels) afgedood.


Voor ieder varken wordt een start commando gegeven,
de brandtijd per kolom wordt
geregeld door timers of plc. Om een goede terugwinning
te realiseren is het aan te
raden om het water eerst op te warmen met een
warmte wisselaar (te plaatsen in het
heetgasgedeelte van de koelinstallatie) tot een
temperatuur van 30 à 35°C. Dit water
wordt verder opgewarmd via een recuperatie installatie,
geplaatst ter hoogte van de
rookgassen van de schroeioven. Hierdoor kan het
water een temperatuur van ± 60°C
bereiken. Indien de installatie goed uitgevoerd
is kan per 1 000 slachtingen 25 à 30m³
water opgewarmd worden tot 60°C. Dit water kan tijdens het slachtproces
gebruikt
worden en na het slachten voor de reiniging.
Met de overschot kan de broeiketel geheel
of gedeeltelijk gevuld worden, juist voor aanvang
van de volgende slachtdag.

Specifieke voor- en nadelen:

Warmte gaat niet verloren en er is minder energie
vereist voor het opwarmen van water.

Kostprijs:
De terugverdientijd van deze techniek wordt geschat
op 1-3 jaar.

Referenties:
Varkensslachterij Noordvlees Van Gool, Kalmthout